Difference between revisions of "De Koloniale Hogeschool: een arena voor discussies over de koloniale wetenschap, administratie en elite"
| Line 9: | Line 9: | ||
<br/> | <br/> | ||
| − | <br/>'''Op 11 februari 1920 zag de Koloniale Hogeschool voor België het levenslicht. Politici en kolonialen geloofden steevast dat de school zou uitgroeien tot hét centrum voor de koloniale wetenschappen en onderwijs in België en dat | + | <br/>'''Op 11 februari 1920 zag de Koloniale Hogeschool voor België het levenslicht. Politici en kolonialen geloofden steevast dat de school zou uitgroeien tot hét centrum voor de koloniale wetenschappen en onderwijs in België en dat het een koloniale elite van zou afstuderen. Maar hoe zou die discipline en dat personeel eruit ziet? Wat was hun precies nut en wie zou het allemaal zou bekostigen? Daarover was echter weinig consensus. De Koloniale Hogeschool werd dan ook een van de plekken waar discussies over deze belangrijke koloniale wetenschappelijke thema’s hoog oplaaiden. Vaak ging het over lessenpakketten en uniformen, maar er persoonlijke vetes en financiële intriges werden niet geschuwd.''' |
:<font color="2F4F4F">| ''Korte notitie over de Koloniale Hogeschool, zie https://www.bestor.be/wiki_nl/index.php/Hogeschool_van_België_(Université_Coloniale_de_Belgique)''.</font> | :<font color="2F4F4F">| ''Korte notitie over de Koloniale Hogeschool, zie https://www.bestor.be/wiki_nl/index.php/Hogeschool_van_België_(Université_Coloniale_de_Belgique)''.</font> | ||
| Line 18: | Line 18: | ||
<br/> | <br/> | ||
| − | Wetenschap was vanaf het begin een belangrijke pijler van de koloniale onderneming in Congo. Wetenschappers, waaronder geografen en plantkundigen, | + | Wetenschap was vanaf het begin een belangrijke pijler van de koloniale onderneming in Congo. Wetenschappers, waaronder geografen en plantkundigen, exploreerden het gigantisch gebied in het centrum van Afrika en brachten het in kaart. Toen de Belgische koning Léopold II zijn aanspraak op Congo wou hardmaken, verklaarde hij dat hij niet enkel ‘inheemse barbarij’ en ‘Islamitische slavernij’ wou bestrijden, maar dat hij ook vrijhandel en wetenschap zou laten bloeien. De oprichting van een school waarvan een koloniale elite zou afstuderen en die op wetenschap zou inzetten, leek een logische volgende stap. In 1897 zette de koning een school op poten met een naam die de aanvang van zijn koloniale ambities aangaf: Ecole Mondiale [Wereldschool]. Léopold kreeg echter geen politieke steun voor zijn project, wat wel vaker gebeurde met zijn stokpaardjes. Belgische politici stonden niet te springen voor een koloniaal project dat het fragiel Belgische politiek equilibrium zou verstoren en wilden er zeker hun broek niet aan scheuren. Bijgevolg stief Léopolds school een stille dood. |
| − | <br/>In 1908 nam België Léopolds kolonie over nadat talloze gewelddadige misbruiken, vooral in de rubberindustrie, aan het licht kwamen. Enkele jaren later blies het Ministerie van Koloniën de koloniale school en de bijhorende droom van een koloniale elite nieuw leven in. Het was echter wederom geen succes. Toekomstige kolonialen konden er niet terecht voor een volwaardige scholing, maar slechts een korte postuniversitaire opleiding met een beperkt aantal vakken. Voornamelijk soldaten en lager gerechtelijk en administratief personeel kwamen erop af in plaats van de kolonialen met een hogere functie die beleidsmakers op het oog hadden. | + | <br/>In 1908 nam België Léopolds kolonie over nadat talloze gewelddadige misbruiken, vooral in de rubberindustrie, aan het licht kwamen. Enkele jaren later blies het Ministerie van Koloniën de koloniale school en de bijhorende droom van een koloniale elite nieuw leven in. Het was echter wederom geen succes. Toekomstige kolonialen konden er niet terecht voor een volwaardige scholing, maar slechts een korte postuniversitaire opleiding met een beperkt aantal vakken. Voornamelijk soldaten en leden van het lager gerechtelijk en administratief personeel kwamen erop af in plaats van de kolonialen met een hogere functie die beleidsmakers op het oog hadden. Vele kolonialen volgden liever opleidingen aan andere instellingen, zoals de School voor Tropische Geneeskunde, die sinds 1906 in Brussel bestond, of aan Belgische universiteiten, waar ze losse vakken over koloniale materie aan hun lessenpakket konden toevoegen. |
{|style"border="0" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | {|style"border="0" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
| Line 28: | Line 28: | ||
|} | |} | ||
| − | <br/>Tijdens de Eerste Wereldoorlog regende het klachten over de tekortkomingen van de koloniale administratie. Bovendien leefde de vrees dat België achterliep ten opzichte van andere koloniale mogendheden. | + | <br/>Tijdens de Eerste Wereldoorlog regende het klachten over de tekortkomingen van de koloniale administratie. Bovendien leefde de vrees dat België achterliep ten opzichte van andere koloniale mogendheden. Geconfronteerd met de aanhoudende kritiek, gaven beleidsmakers toe dat een nieuwe school en opleiding broodnodig waren. Minister van Koloniën Louis Franck (1918-1924), die zich profileerde als een voorstander van een efficiënter en humaner koloniaal beleid, zette zijn schouders onder het project. Hij stak zijn ambities niet onder stoelen of banken: hij hoopte dat iedereen die naar Congo trok, een diploma van de nieuwe school op zak zou hebben. |
| − | <br/>Het voornaamste struikelblok was een oud zeer: waar zou het geld vandaan komen? Een aantal koloniale ondernemingen en verenigingen en de Belgische staat deden een duit in het zakje. Zij hadden namelijk allemaal baat bij beter opgeleid koloniaal personeel. Antwerpen gaf ook financiële steun en schonk een bouwgrond in de omgeving van het Middelheimpark. De stad geloofde dat een erg prestigieuze bedoeling zou worden en hoopte als weldoener ermee te kunnen pronken. Dat er uiteindelijk genoeg geld gevonden werd, kwam echter enkel door politiek gemanoeuvreer. | + | <br/>Het voornaamste struikelblok was een oud zeer: waar zou het geld vandaan komen? Een aantal koloniale ondernemingen en verenigingen en de Belgische staat deden een duit in het zakje. Zij hadden namelijk allemaal baat bij beter opgeleid koloniaal personeel. Antwerpen gaf ook financiële steun en schonk een bouwgrond in de omgeving van het Middelheimpark. De stad geloofde dat het een erg prestigieuze bedoeling zou worden en hoopte als weldoener ermee te kunnen pronken. Dat er uiteindelijk genoeg geld gevonden werd, kwam echter enkel door politiek gemanoeuvreer. |
<br/>Diplomaat en zakenman Emile Francqui kende Herbert Hoover, de voorzitter van de Commission for Relief in Belgium. Dit was een overwegend Amerikaanse stichting die tijdens de Eerste Wereldoorlog voedselvoorziening in België georganiseerd had. Na het conflict had die nog geld op overschot. Francqui vroeg aan de toekomstige Minister van Economische Zaken en President van de Verenigde Staten of 10 miljoen Belgische franc daarvan gebruikt kon worden om nieuwe onderwijs initiatieven te financieren. | <br/>Diplomaat en zakenman Emile Francqui kende Herbert Hoover, de voorzitter van de Commission for Relief in Belgium. Dit was een overwegend Amerikaanse stichting die tijdens de Eerste Wereldoorlog voedselvoorziening in België georganiseerd had. Na het conflict had die nog geld op overschot. Francqui vroeg aan de toekomstige Minister van Economische Zaken en President van de Verenigde Staten of 10 miljoen Belgische franc daarvan gebruikt kon worden om nieuwe onderwijs initiatieven te financieren. | ||
| − | <br/>Wat op het eerste gezicht een humanitaire daad leek, was | + | <br/>Wat op het eerste gezicht een humanitaire daad leek, was in feite een handig trucje om los van de Belgische staat, die toch niet zo een royale schenker was, aan geld te geraken. Het was ook niet helemaal legaal, want eigenlijk had Francqui zonder toestemming geld dat voor de Belgische staat bedoeld was, gebruikt zonder expliciete officiële goedkeuring. De hele zaak kreeg echter, voor onbekende redenen, geen staartje. Eens het geld er was, ging het snel. Een jaar nadat Minister Franck een voorbereidende commissie ingesteld had, was de oprichting van de Koloniale Hogeschool in 1920 een feit. |
<div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px">Selectie, discipline en vocatie: de voorwaarden voor een koloniale elite</div> | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px">Selectie, discipline en vocatie: de voorwaarden voor een koloniale elite</div> | ||
<br/> | <br/> | ||
| − | + | De meeste klachten over de koloniale administratie gingen over het tekort aan beheerders en hun slechte opleiding. Desondanks hielden beleidsmakers in België vast aan de creatie van een hoogopgeleide elite, in plaats van een grotere, algemeen gevormde groep. België had nog maar net zijn gezag bevestigd na de Leopoldiaanse episode of zijn aanspraak op Congo werd alweer in vraag gesteld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een prestigieus project zoals de Koloniale Hogeschool leek de ideale formule om het Belgisch koloniaal aanzien wat op te krikken. Het elitaire karakter van de school werd meteen duidelijk uit het beperkt aantal leerlingen dat toegelaten werd. Elk jaar legde de Minister van Koloniën het ‘contingent’ vast, op basis van het aantal functies in de kolonie die effectief gevuld moesten worden. Hij redeneerde dat enkel zij die gegarandeerd aan de slag konden in Congo, aan de opleiding mochten beginnen. | |
| − | <br/>Bovendien werden niet zomaar de eersten de besten kandidaten toegelaten. Ze moesten aan strenge selectievoorwaarden voldoen: ze moesten een middelbaar diploma van de hogere graad bezitten, hun opleiding zelf kunnen financieren en slagen voor een streng toelatingsexamen. Tijdens dat examen moesten kandidaten ten eerste een lezing bijwonen en er een verslag van opmaken. Ook moesten ze een gesprek over een algemeen koloniaal onderwerp voeren en werd | + | <br/>Bovendien werden niet zomaar de eersten de besten kandidaten toegelaten. Ze moesten aan strenge selectievoorwaarden voldoen: ze moesten een middelbaar diploma van de hogere graad bezitten, hun opleiding zelf kunnen financieren en slagen voor een streng toelatingsexamen. Tijdens dat examen moesten kandidaten ten eerste een lezing bijwonen en er een verslag van opmaken. Ook moesten ze een gesprek over een algemeen koloniaal onderwerp voeren en er werd gepeild naar hun algemene kennis over Congo. Ten slotte, moesten ze een proef over latijn, wiskunde of geschiedenis afleggen. Enkel de kandidaten die 65 percent van de punten haalden, waren geslaagd. In ruil voor hun inzet, werd hen een plek in de administratie beloofd, wat betekende dat ze een streepje voor hadden op alle anderen die naar Congo trokken. |
{|style"border="0" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | {|style"border="0" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
| Line 49: | Line 49: | ||
|} | |} | ||
| − | <br/>De directeurs en Franck beoogden niet enkele snuggere studenten. Hun ideale studente was ook gedisciplineerd, | + | <br/>De directeurs en Franck beoogden niet enkele snuggere studenten. Hun ideale studente was ook gedisciplineerd, plichtbewust en patriottisch en had een voorbeeldfunctie en samenhorigheidsgevoel. Zij waren ervan overtuigd dat enkel een dergelijke groep een beleid gestoeld op Europese beschaving, religie en wetenschap kon belichamen. Ze benadrukten dan ook de koloniale ambtenarij geen doorsnee beroep was, maar dat het de allure van een vocatie had. Directeurs Charles Lemaire en Norbert Laude hadden dergelijke ideeën voornamelijk opgedaan in het leger en de kolonie. Het was geen toeval dat beiden een erg gelijkaardig profiel, dat van de militair-koloniaal, hadden. Het leger en militairen speelden namelijk een cruciale rol in de uitbouw van de kolonie. |
| − | <br/>Na een opleiding aan de Koninklijke Militaire School trok Lemaire met de eerste cohorte kolonialen naar Congo. Zijn carrière klonk als een koloniaal avonturenverhaal. Hij reisde door onontdekt gebied, geraakte slaags met Swahili (slaven-)handelaars en ondernam verschillende expedities. Lemaire | + | <br/>Na een opleiding aan de Koninklijke Militaire School trok Lemaire met de eerste cohorte kolonialen naar Congo. Zijn carrière klonk als een koloniaal avonturenverhaal. Hij reisde door onontdekt gebied, geraakte slaags met Swahili (slaven-)handelaars en ondernam verschillende expedities. Door een aanslepende ziekte, deed Lemaire al na zes jaar afstand van zijn directeurspositie jaar in 1926. Zijn opvolger, Laude, had de Eerste Wereldoorlog meegemaakt in Congo. Na 1921 zette hij zijn koloniale carrière verder op het Ministerie van Koloniën, waar hij directeur van de Dienst der Voordrachten en Inlichtingen ('Service des Conferences et Informations') werd. Het is in deze functie dat Laude had zijn idealistische opvattingen verder ontwikkelde. Ten slotte werd de directeur ook geïnspireerd door het scoutisme dat toen populair was in Europa. Hij was een van de belangrijkste bezielers van de Belgisch Katholieke Scoutsbeweging en speelde een rol in de oprichting van een afdeling in Congo. Dergelijke idealistische ideeën inspireerden Laudes beslissing om een internaatregime, studentenclub en uniform in te voeren en om fysieke training op het programma te zetten. |
<div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px">Wetenschappelijke, gespecialiseerde of algemene, praktische kennis: de inhoud van koloniale wetenschappen</div> | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px">Wetenschappelijke, gespecialiseerde of algemene, praktische kennis: de inhoud van koloniale wetenschappen</div> | ||
<br/> | <br/> | ||
| − | Ondanks de elitaire ambities van beleidsmakers en Laude, leverde de school in eerste instantie middenkaderpersoneel af. Diegene aan de top van de koloniale hiërarchie – niet enkel in de administratie, maar ook in het rechterlijke en religieuze domein – hadden meestal een algemeen universitair diploma. Zij die tot de lagere rangen behoorden, hadden meestal hun middelbaar onderwijs of hun legeropleiding aangevuld met cursussen van andere instellingen. Vele kolonialen vergewisten zich er ook van dat ze meeste zaken wel al doende zouden leren. | + | Ondanks de elitaire ambities van beleidsmakers en Laude, leverde de school in eerste instantie middenkaderpersoneel af. Diegene aan de top van de koloniale hiërarchie – niet enkel in de administratie, maar ook in het rechterlijke en religieuze domein – hadden meestal een algemeen universitair diploma. Zij die tot de lagere rangen behoorden, hadden meestal hun middelbaar onderwijs of hun legeropleiding aangevuld met cursussen van andere instellingen. Vele kolonialen vergewisten zich er ook van dat ze de meeste zaken wel al doende zouden leren in de kolonie. |
| − | <br/>Deze vaststelling bracht een discussie over wat de studenten aan de Koloniale Hogeschool moesten leren op gang. Sommigen vonden dat kolonialen een algemene klassieke of wetenschappelijk opleiding moesten volgens, zoals de ambtenaren in België. Anderen meenden dan weer dat kolonialen specifieke en praktische kennis moesten opdoen omdat de kolonie op alle vlakken zo sterk verschilde van het moederland. Dit reflecteerde een bredere discussie over de aard van de koloniale wetenschappen: moesten ze op een praktische leest geschoeid zijn of | + | <br/>Deze vaststelling bracht een discussie over wat de studenten aan de Koloniale Hogeschool moesten leren op gang. Sommigen vonden dat kolonialen een algemene klassieke of wetenschappelijk opleiding moesten volgens, zoals de ambtenaren in België. Anderen meenden dan weer dat kolonialen specifieke en praktische kennis moesten opdoen omdat de kolonie op alle vlakken zo sterk verschilde van het moederland. Dit reflecteerde een bredere discussie over de aard van de koloniale wetenschappen in België: moesten ze op een praktische leest geschoeid zijn of moesten ze, naar Frans en Brits voorbeeld, een meer wetenschappelijk en theoretisch karakter hebben? |
| − | <br/>De verschillende directeurs van de Koloniale Hogeschool probeerden een compromis te vinden. De eerste directeur, Lemaire, had in Congo nog geologische en cartografische gegevens verzameld. | + | <br/>De verschillende directeurs van de Koloniale Hogeschool probeerden een compromis te vinden. De eerste directeur, Lemaire, had in Congo nog geologische en cartografische gegevens verzameld. Hij bleek naast een degelijke wetenschapper ook een goede lesgever te zijn. Bijgevolg leidde hij niet enkel de school, maar doceerde hij ook de vakken cartografie en deontologie. Lemaire was dan ook was een voorstander van de combinatie handenarbeid en theoretische en wetenschappelijke kennis. Het had weinig gescheeld of Laude had naast de functie van directeur gegrepen wegens zijn weinig wetenschappelijke credentials. De administratieve raad van de Koloniale Hogeschool verkoos de andere kandidaat Majoor Léopold Borgerhoff, omdat die meer praktische en wetenschappelijke ervaring had. Dat het toch Laude werd, kwam omdat de toenmalige Minister van Koloniën Henri Carton de Tournai (1924-1926) de kandidatuur van zijn voormalige werknemer doordrukte. Hij benadrukte Laudes visie en organisatorische ervaring. De pers was echter niet te spreken over Laudes aanstelling en hekelden vooral zijn gebrek aan ervaring en wetenschappelijke kennis. |
{|style"border="0" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | {|style"border="0" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
Revision as of 10:48, 6 April 2020
|
Oprichting: op zoek naar geldschieters voor koloniaal onderwijs en wetenschappen
Selectie, discipline en vocatie: de voorwaarden voor een koloniale elite
Wetenschappelijke, gespecialiseerde of algemene, praktische kennis: de inhoud van koloniale wetenschappen
Andere controversen: taal, ‘fetichisme’ en dekolonisatie
Bibliografie
Busschaert, L., ‘Norbert Laude (1888-1974). Leven in teken van de kolonie’, Online masterthesis, KU Leuven, 2013-2014 geraadpleegd op 17 maart 2020. Colman, G., ‘Naar een elite voor de gewestdienst van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi: de studenten van de Koloniale Hogeschool te Antwerpen (1920-1962)’, onuitgegeven licenciaatscriptie, Universiteit van Gent, 1987. De Vlieger, P-J., ‘Tweeënveertig jaar Koloniale Hogeschool in België. Een historisch onderzoek naar de bestaansreden van een instituut‘, onuitgegeven masterthesis, Universiteit van Gent, 2003. Foutry, V., ‘Belgisch Kongo tijdens het interbellum: een immigratiebeleid gericht op sociale controle’, Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 14 (1983), 3-4, 461- 488. Goeman, L., ‘Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960’, Online licenciaatscriptie, Universiteit Gent, 1996-1997 geraadpleegd op 17 maart 2020. Lagae, ‘‘Het echte belang van de kolonisatie valt samen met wetenschap.’ Over kennisproductie en de rol van wetenschap in de Belgische koloniale context’, Vellut, J-L. (red.), Het geheugen van Congo: de koloniale tijd (Gent: Snoeck, 2005), 131-138. Poncelet, M., L’Invention des sciences coloniales belges (Parijs: Karthala, 2008). Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbet Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, 'Retroscoop' geraadpleegd op 17 maart 2020. |

