Vereniging van de ingenieurs en gediplomeerden van de Faculteit der Landbouwwetenschappen der Universiteit te Leuven - Association des ingénieurs et diplômés de la Faculté des sciences agronomiques de l'Université de Louvain
Vereniging van de ingenieurs en gediplomeerden van de Faculteit der Landbouwwetenschappen der Universiteit te Leuven, opgericht in 1888.
Historiek
De vereniging werd opgericht in 1888, op aandrang van twee van haar toekomstige voorzitters, Paul De Vuyst en Georges Vilain XIIII. Zij stelden het idee voor op 18 november 1888, tijdens een viering georganiseerd door studenten en alumni ter ere van de professoren professeurs Proost, Cartuyvels en De Marbaix. Bij de officiële oprichting op 18 december 1889 telde het 34 leden.[1]
| Burggraaf Georges Vilain XIIII (1866-1931), katholieke senator, was een van de stichtende leden van de Leuvense Vereniging van Landbouwkundig ingenieurs. Hij was voorzitter tussen 1891 en 1899, tussen 1900 en 1903 en tussen 1913 en 1931. Bron: Agricultura, 34ste jaar, nr. 2, mei 1931, p. 2. |
De belangrijkste taken van de Vereniging van Landbouwkundige ingenieurs van Leuven waren het organiseren van conferenties, bals, wandelingen, excursies en zelfs retraites. De algemene vergaderingen werden ook regelmatig voorafgegaan door een mis. De vereniging pleitte ook bij de overheid voor de verdediging van de titel van landbouwkundig ingenieur en loonschaal waartoe deze titel toegang gaf. Ze publiceerde ook de Revue agronomique, totdat het tijdschrift (ondertussen [Agricultura] ) in 1951 werd overgenomen door het docentencorps van het landbouwkundig instituut. In 1956 lanceerde de vereniging een nieuw orgaan, het Bulletin met nieuws van de Vereniging van de ingenieurs en gediplomeerden van de Faculteit der landbouwwetenschappen van de Universiteit te Leuven.
Vanaf 1930 bekampte de Leuvense Vereniging van Landbouwkundigen met de groeiende moeilijkheden van haar leden om jobs te vinden en organiseerde daarvoor een plaatsingsdienst. In Agricultura ontving de vereniging de vacatures van werkgevers en gaf deze door aan werkzoekende landbouwkundigen.
De Leuvense vereniging werd opgedeeld in gouwafdelingen. In 1956 waren er vier: de afdeling Brabant, de afdeling Antwerpen, de afdeling Luik en de afdeling Limburg. Vanaf 1930 werd de organisatie opgedeeld in een Franse en een Nederlandse afdeling, elk met een eigen voorzitter, en een algemene voorzitter die de hele vereniging leidde.
Banden met de landbouwwereld
De Leuvense Vereniging onderhield nauwe banden met landbouwbedrijven en -industrieën, alsook met de Belgische Boerenbond, waarvan veel Leuvense landbouwkundigen lid waren. Kamiel Colpaert, directeur van de Boerenbond tussen 1925 en 1937, was van 1930 tot 1937 voorzitter van het Nederlandstalige onderdeel van de vereniging. Het vaktijdschrift volgde dan ook de ontwikkelingen van de Boerenbond op de voet.
Dit contact met de landbouwwereld stelde de Vereniging ook in staat om de ontwikkeling van het Landbouwinstituut te financieren. De Boerenbond financierde regelmatig onderzoek in de laboratoria van de instelling. In 1913 deed Georges Vilain XIIII de Vereniging een schenking voor een experimentele Station voor Zaadonderzoek in de gebouwen van het Maria-Theresia College in Leuven. De Vereniging had zo een eigen laboratorium. Na de oorlog werd deze plek erkend als vzw en gefinancierd door de overheid. In december 1935 startte de Vereniging onder leiding van Kamiel Colpaert een grote fondsenwervingscampagne op. Ze zamelden geld in bij de landbouwwereld om het Landbouwkundig instituut te voorzien van nieuwe gebouwen. Elke alumnus ontving een brief met een oproep tot hun mildheid. Leden van de Vereniging vormden provinciale propagandagroepen om donaties aan te moedigen en in te zamelen. Dankzij de vele bijdragen van de landbouwindustrie werd tussen 1936 en 1938 een nieuw instituut in het Arenbergpark gebouwd. Hierin hadden de alumni hun eigen lokalen. De Vereniging telde toen 650 leden. [2]
Relaties met andere landbouwkundige verenigingen
De relaties tussen de Leuvense Vereniging en de die van Gembloux waren. Het Ministerie van Landbouw was een katholiek bastion, en de inwoners van Gembloux beschuldigden het ervan systematisch Leuvense kandidaten voor functies in de administratie te bevoordelen. De twee verenigingen konden elkaar desalniettemin ook helpen. In 1898 coördineerden ze hun protesten tegen de aanwerving van gediplomeerden van het landbouwkundig technisch onderwijs in de administratie, in functies die de landbouwkundigen als voor hen voorbehouden beschouwden.[3] Tussen 1912 en 1920, werkten de twee verenigingen opnieuw samen om de titel van landbouwkundige te vervangen door de meer prestigieuze titel van landbouwingenieur.
Door de wet van 1929 op het toekennen van de academische graden (die het diploma van landbouwkundige buiten beschouwing liet) en de werkloosheid die de landbouwkundige ingenieurs in de jaren dertig trof, kwam de toenadering tussen de AIGx en de AILv in een stroomversnelling. Toch was het niet makkelijk een consensus te vinden over de hervorming van het leerplan. Uiteindelijk konden landbouwkundige ingenieurs uit Leuven, Gembloers en Gent een "Comité permanent d’Entente" oprichten, dat druk diende uit te oefenen op de overheid voor de erkenning van hun titels. Ze richtten samen ook een hulpcomité op voor landbouwkundigen in nood.
De Vlaamsche Landbouwkundige Vereniging was een andere belangrijke schakel tussen de verenigingen, ditmaal tussen de Gentenaren en de Nederlandstalige Leuvenaren. Zij werd opgericht op initiatief van Amaat Dumon, toenmalig directeur van het Station voor Plantenveredeling in Heverlee, lid van de Vereniging van Leuvense Alumni en van de Boerenbond.
Recente geschiedenis
In 1964 verenigden AIGx en AILv zich in de Federatie van Landbouwingenieurs van België (FEDIA). Door deze alliantie tussen de verenigingen konden zij hun belangen verdedigen: ze kregen achtereenvolgens het recht om hun instituten te benoemen als Faculteiten voor Landbouwwetenschappen (9 april 1965) en het recht om het voorvoegsel "Ir." te gebruiken in hun professionele documenten (30 juni 1966), net als hun universitaire collega’s. Het duurde echter tot 1972 vooraleer de grote beroepsorganisatie van burgerlijk ingenieurs, de FABI (Fédération des Associations belges d’ingénieurs diplômés en Belgique) de landbouwkundigen als volwaardige ingenieurs erkende en hen als leden aanvaardde.
De achtereenvolgende voorzitters
- 1888-1891: Paul De Vuyst
- 1891-1899: Georges Vilain XIIII
- 1899-1900: A. Van der Linden
- 1900-1903: Georges Vilain XIIII
- 1903: Ernest Jurion
- 1908: Julien Roberti
- 1913-1931: Georges Vilain XIIII
- 1931-1937: Kamiek Colpaert et le sénateur Limage
- 1939: Wauters
Bibliografie
- Agricultura, 1928-1939.
- Woestenborghs, B., Hermans, R., Segers, Y., In het spoor van Demeter. Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen K.U.Leuven (1878-2003), Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2005.
- Lagast, N., “Histoire succincte de l’enseignement supérieur en agronomie en Belgique francophone. 150 ans en 2010.” in L’Ing. 13. Bulletin trimestriel de l’UFIIB, 28, januari-februari-maart 2010.
- “Historique” in AIALv, Website van de AIALv, [Online], https://www.aialv.be/index.php?rub=aialv&pg=historique (pagina geraadpleegd op 09-08-19).
Website
- De association des bio-ingénieurs diplômés van de l'UCL, hernoemd tot 'Agro Louvain' heeft een eigen website.
Noten
- ↑ « Discours de M. Wauters, Président général de l’Association » in Agricultura, v. 43, nr. 2-3, 1939 (Cinquantenaire de l’Association – Inauguration du nouvel Institut Agronomique), p. 14.
- ↑ « Discours de M. Wauters, Président général de l’Association » in Agricultura, v. 43, n°2-3, 1939 (Cinquantenaire de l’Association – Inauguration du nouvel Institut Agronomique), p. 14.
- ↑ Assemblée annuelle statutaire des Ingénieurs sortis de l’Institut agronomique de Louvain » in Revue générale agronomique, v. 7, 1898, Augustus-September 1898, p. 345.